De naam Geelhoed(t)

De eerste vermelding van de naam Geelhoet vinden we de Archieven van de Nassause Domeinraad in het nationaal Archief van 1600 in het boek van de rekeningen over 1600 van de rentmeester van Noord-Beveland, Pieter van Mattemburg (nationaal archief ’s-Gravenhage 1997, nr 14326, 1600). Het betreft Sijmon Marinusz Geelhoet. Zijn naam komt nog enkele keren terug in deze archieven. De naam van dezelfde Simon wordt geschreven als Simon Geelvoet in de lidmatenlijst van de kerk van Colijnsplaat op het eiland Noord-Beveland1. Zondervan vermeldt dat dominee Jansonius deze lidmatenlijst opstelde in 1625 en daarbij gebruik maakte van de aantekeningen van zijn voorganger dominee Boom, die deze aantekeningen vanaf 1599 bijgehouden had. We weten niet of Simon, voordat hij in Colijnsplaat arriveerde, al Geelhoet genoemd werd. Zo weten we dus ook niet of Marinus, de vader van Simon, ook al Geelhoet heette. Simon wordt weliswaar in het eerste lidmaten­register genoemd, maar daarin is niet gespecificeerd wanneer iemand lid werd van de gemeente.

Van verwantschap met de familie Geelvoet, waarvan generaties in Oud Beijerland woonden in het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw, hebben we nog geen bewijs gevonden.
Over de naam Geelhoed wordt wel gezegd dat die verwijst naar joodse afkomst, omdat joden ‘vroeger’ een gele hoed moesten dragen. Er zijn echter niet veel aanwijzingen voor dat dit in Nederland het geval was. In oude Nederlandse geschriften wordt nauwelijks melding gemaakt van het dragen van joodse merktekenen. Als hier al van gesproken wordt betreft het geen hoed, zoals in Duitsland (een rode), maar een gele lap3. We vonden wel in Praag verwijzingen naar een witte of gele hoed als Joods merkteken (zie ook de foto’s).4 Overigens waren er in de periode voor 1592 nauwelijks joden in Nederland, en degenen die zich vanaf dat moment vestigden, waren handelaren die vanuit Antwerpen bijvoorbeeld in Middelburg en Vlissingen kwamen wonen. Simon Geelhoet was echter boer, een beroep dat in deze omgeving zelden door joden werd uitgeoefend.
Een andere verwijzing die gesuggereerd wordt is die naar de vemen. In de wereld van de pakhuizen werden de werknemers van verschillende pakhuizen van elkaar onderscheiden doordat ze gekleurde hoeden droegen. In een Amsterdams notarieel protocol is inderdaad een verwijzing gevonden naar een geelhoede veem5. Men zou kunnen denken dat Simon of zijn voorouders bij voorbeeld bij een Rotterdams pakhuis werkzaam geweest waren. Ook hier speelt echter mee dat het beroep van Simon de verwijzing naar de pakhuiswereld onwaarschijnlijk maakt.
Huizinga’s ‘Complete lijst van namen’6 en Winklers ‘De Neder­landsche geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en beteekenis’7 noemen beide de naam Geelhoed in de rij van namen die ontleend zijn aan kledingstukken. Winkler noemt dat iemand die bekend was wegens het dragen ‘van ’t eene of andere byzondere, ongemeene of sterk in ’t oog vallend kleedingstuk’ daar allicht de naam van als bijnaam kreeg. Huizinga zegt dat praktisch elke zaak en elk onderwerp tot naamgeving hebben geleid en dat het daarom geen verwondering hoeft te baren dat ook kleding geslachtsnamen heeft opgeleverd.
Wat de achternaam van Simon Marinusz. Geelhoet betreft, blijft in Colijnsplaat de vermelding in de kerkelijke archieven beperkt tot die ene keer dat Simon Geelhoet / Geelvoet in het lidmatenregister genoemd wordt. Simons kleinzoon Maarten wordt in Wissenkerke wel vanaf het begin consequent Maarten Geelhoet genoemd.
Tot de invoering van de burgerlijke stand in 1811 was er geen uniforme schrijfwijze van namen. We zien dat tot die tijd afwisselend Geelhoet en Geelhoed, en een enkele keer Geelhoedt, worden gebruikt. Vanaf 1811 wordt de naam algemeen als Geelhoed geschreven.
In Zeeuws-Vlaanderen ontwikkelt de schrijfwijze zich anders. Waarschijnlijk onder Vlaamse invloed laten de Geelhoeden in Zeeuws-Vlaanderen hun naam al snel als Geelhoedt schrijven. Pieter Geelhoedt merkt bij het huwelijk van zijn zoon Jan in 1821 te Hontenisse op dat de juiste schrijfwijze Geelhoedt is en niet Geelhoed, zoals abusievelijk in zijn, Pieters, doopakte is vermeld. Vanaf deze periode schrijven zijn nakomelingen en ook andere directe verwanten hun naam als Geelhoedt. Dit geldt niet voor alle familieleden, zodat er in die periode onder nauwe verwanten verschillende schrijfwijzen voorkomen. De actie van Pieter verklaart waarom men in Zeeuws-Vlaanderen vaker de naam Geelhoedt vindt. Geelhoed en Geelhoedt zijn dus aan elkaar verwant.
In Westfalen komt men vanaf 1650 in verschillende schrijfwijzen de naam Geelhoed tegen. Enkele voorbeelden van de manier waarop de naam geschreven wordt: Gelhuet, Gelhoet, Geelhut, Gelhut en Gehlhuht. In de achttiende eeuw emigreren enkelen van hen naar Nederland, waarna hun naam geschreven wordt als Geelhoet of Geelhoed. Men zou natuurlijk kunnen denken dat het een Duitse naam betreft die bij emigratie naar Nederland in Geelhoed wordt veranderd. Maar opvallend is dat de schrijfwijze in Duitsland erg verschillend is, waarbij de naam steeds ongeveer als Geelhoed uit te spreken is. Dus is het goed mogelijk dat er ooit een Geelhoed naar Duitsland is geëmigreerd en dat de naam van de nakomelingen op verschillende wijze is weergegeven.
In den vreemde wonende Geelhoeden voelen blijkbaar behoefte om concessies te doen aan de schrijfwijze, zodat de naam beter uit te spreken is. Zo schreef de Engelse familie, nakomelingen van Adriaan Geelhoed in het begin van de twintigste eeuw de naam als Gilhead. In de geboorteakten stonden ze nog wel ingeschreven als Geelhoed, maar bij het huwelijk lieten ze de naam als Gilhead schrijven, zodat hun kinderen ook Gilhead heten.
In de Verenigde Staten veranderde onder anderen Stewart Geelhoed zijn naam in Geelhood. 

Bron:

  1. Register van de lidmaten der gemeijnde Jesu Christi binnen Colijns-plate ende Noortbeveland.
  2. C. P. Zuijdweg. De herbevolking van Noordbeveland na de bedijking van 1598. Historisch Jaarboek van Noord- en Zuid-Beveland, 1975.
  3. J. C. H. Blom e.a. Geschiedenis van de joden in Nederland. Amsterdam 1995.
  4. Alexandr Putík e.a. History of the jews in Bohemia and Moravia. Praag, 2006.
  5. M. Vulsma-Kappers. Huwelijkse voorwaarden uit een Amsterdams notarieel protocol. In Gens Nostra 1989 p.64.
  6. A. Huizinga. Huizinga’s Complete lijst van namen. Amsterdam 1955.
  7. Johan Winkler. Nederlandse geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en beteekenis. Haarlem 1885.